Ik stond vandaag een cliënt bij die wordt verdacht van ontucht met een minderjarige jongen. Hij moest verschijnen voor de meervoudige strafkamer in de Rechtbank Noord- Nederland, locatie Leeuwarden.
In de periode van februari tot juni 2020 zou hij tweemaal afgesproken hebben met de jongen om seks met hem te hebben.
Cliënt ontkent niet dat dat het geval is geweest, hij had echter een andere beleving bij de leeftijd van de jongen.
Door de officier van justitie werd een gevangenisstraf van 24 maanden geëist waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en onder oplegging van twee bijzondere voorwaarden. Indien de rechtbank de eis van de officier van justitie zou volgen dan zou cliënt 16 maanden naar de gevangenis moeten.
De benadeelde partij verzocht de rechtbank cliënt te veroordelen tot betaling van € 10.000 aan immateriële schadevergoeding. De officier vond dat te hoog en niet passend bij het aandeel van cliënt in de totale schade van de jongen en refereerde zich daaromtrent aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging was van mening dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard maar kwam – gelet op de grote persoonlijke belangen van cliënt- tot het voorstel om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk te laten zijn aan de dagen dat cliënt in voorarrest heeft gezeten onder oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een bijzondere voorwaarde, naast het opleggen van een stevige taakstraf.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij werd opgemerkt dat de verzochte schadevergoeding te hoog is en dat een bedrag van €2.000 redelijk en billijk is te achten.
De uitspraak volgt op 08 maart 2022 te 13:00 uur.