Veroordeling in zedenzaak: 3 jaar gevangenisstraf en TBS met voorwaarden

Cliënt werd verdacht van het hebben van seks met een vrouw die door verminderd bewustzijn niet of onvolkomen in staat was daartegen weerstand te bieden in een bepaalde periode in augustus 2023 en dat hij dat samen met een ander deed.

Verder werd hem (en de andere verdachte) verweten in diezelfde periode dezelfde persoon verkracht te hebben en dat hij van de seksuele handelingen video’s heeft gemaakt. Dit alles speelde in Sappemeer en Kropswolde in de provincie Groningen.

Cliënt heeft steeds aangegeven dat er geen sprake was van een verminderd bewustzijn of dat er sprake was van enige dwang. Door het gebruik van de nodige drugs kon het zo zijn dat het gaande de seksuele handelingen wellicht zo is geweest maar dat cliënt dat niet kenbaar was omdat hij aan aangeefster niets kon vernemen of door zijn eigen drugsgebruik niet meer kon waarnemen.

Cliënt zit al vanaf november 2023 in voorarrest na een aantal zogeheten pro-forma zittingen, werd de zaak inhoudelijk behandeld op 22 oktober jl. door de meervoudige strafkamer te Groningen.

Cliënt is verminderd toerekeningsvatbaar en moet volgens gedragskundig onderzoek worden behandeld om gevaar voor herhaling te verminderen.

De rechtbank heeft vandaag bepaald dat hij 3 jaren gevangenisstraf en TBS met voorwaarden moet ondergaan. Ook moet hij een schadevergoeding betalen. Het vonnis is (ongeveer gelijk aan wat door de officier van justitie werd geëist.

De tijd door hem in voorlopige hechtenis doorgebracht wordt erop in mindering gebracht.

Er staat binnen 14 dagen beroep tegen het vonnis open.

In zedenzaak twee jaar gevangenisstraf geëist

Gisteren diende bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel van februari 2020.

Cliënt was wegens ontucht veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren voor handelingen die plaatsvonden in de periode 2014-2016.

Omdat cliënt vanaf dag één de beschuldigingen met klem ontkent ging hij tegen het vonnis van de rechtbank in hoger beroep.

Ondanks het lange tijdsverloop van bijna 3 jaar tussen het vonnis en de behandeling in hoger beroep eiste de Advocaat generaal 24 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Door de verdediging werd vrijspraak bepleit, onder vernietiging van het vonnis van de rechtbank. De verdediging is van mening dat er in deze zaak niet aan het wettelijk bewijsminum wordt voldaan, dat alle verklaringen slechts een afgeleide zijn van wat aangeefster stelt maar dat er geen objectief bewijs voorhanden is voor de feiten als zodanig en de omstandigheden waaronder deze zouden hebben plaatsgevonden.

Op 13 december volgt de uitspraak van het Gerechtshof.