Gisteren diende voor de meervoudige strafkamer in de rechtbank te Leeuwarden een aantal strafzaken over de blokkades op de A7 ter hoogte van Frieschepalen en Marum op 28 juli en 1 augustus 2022.
Op beide plekken werden verschillende materialen gestort op of naast het wegdek van de A7. Ook asbesthoudend materiaal.
De officier van justitie verweet mijn cliënt op voorhand dat hij medeplichtig was geweest aan de blokkade van de oprit naar de A7 bij Marum door asbesthoudende golfplaten en een aantal pallets te leveren aan actievoerders. De spullen werden er ook daadwerkelijk gestort. En ook is een verwijt dat hij medeplichtig was aan een milieudelict (het op de bodem storten van afval of verbranden daarvan) en brandstichting met gemeen gevaar voor goederen.
Mijn cliënt had de spullen geleverd omdat de actievoerders rondbelden voor materiaal om te kunnen storten. Op zich had mijn cliënt geen materiaal beschikbaar maar vroeg of golfplaten (die keurig in plastic waren verpakt en dichtgeplakt) ook konden. Het antwoord was dat dat zeker kon. De golfplaten werden uiteindelijk bij hem opgehaald.
Toen hij later hoorde wat er precies mee gebeurd was (dat de spullen in de brand waren gestoken) had hij er geen goed gevoel meer bij. Het was hem betreft uitsluitend de bedoeling geweest om op een niet gevaarlijke wijze de oprit te blokkeren. Dat er het voornemen bestond de spullen in de brand te steken was hem op geen enkele manier bekend. Hij zou anders de spullen ook niet geleverd hebben.
De spullen wilden maar moeilijk branden en het vuurtje was snel geblust door de brandweer. Er ontstond ook geen schade aan het wegdek. Groot gevaar is er in Marum niet geweest, het betreft een oprit en er waren automobilisten die het op een afstand al konden waarnemen en de oprit meden. Dit in tegenstelling tot wat er in Frieschepalen is gebeurd, daar reden auto’s in of tegen de bulten die op de snelweg waren gestort met de nodige schade en trauma’s als gevolg. En er was een heel groot vuur.
Ter terechtzitting vorderde de officier van justitie vrijspraak ter zake van de tenlastegelegde brandstichting en eiste voor de overige feiten een werkstraf van 40 uren en ook dat hij de schade aan Rijkswaterstaat moet vergoeden voor het opruimen van het gestorte materiaal.
De verdediging voerde aan dat hij ook van het tweede feit, het storten van afval op de bodem, zou moeten worden vrijgesproken en dat het verzoek tot schadevergoeding moet worden afgwezen.
De rechtbank doet op 7 mei a.s. uitspraak.