Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden: gevangenisstraf in zedenzaak

Op 29 december jl. veroordeelde het Gerechtshof mijn cliënt voor twee strafbare feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden onder bepaling dat 5 maanden daarvan voorwaardelijk niet zullen worden tenuitvoergelegd. Voorts werd de proeftijd voor deze voorwaardelijke straf bepaald op 3 jaren. Als hij niet weer met justitie in aanraking komt en hij zich aan de voorwaarden houdt dan hoeft hij die 5 maanden niet te zitten.

Ook heeft het Gerechtshof bijzondere voorwaarden opgelegd dat hij contact met de reclassering moet hebben en dat hij zich moet laten behandelen.

Mijn cliënt werd er van verdacht een aantal jaren geleden tweemaal tegen betaling seks met een 13 jarige jongen te hebben gehad. Zij hadden contact met elkaar gekregen en afgesproken via een bepaalde site op internet.

Dit betekent dat hij 10 maanden de gevangenis in moet. Ook moet hij aan de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van €5.000.

De rechtbank Noord-Nederland had eerder 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk opgelegd en een te betalen schadevergoeding van €10.000.

Werkstraf voor dealen in harddrugs

Onlangs veroordeelde de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland een jong meerderjarige tot een werkstraf van 100 uren.

Tevens werd een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en werd een geldbedrag van €400 verbeurd verklaard omdat het verdiend was met de handel in harddrugs.

Cliënt was zogezegd een loopjongen voor een plaatsgenoot die actief en op grotere schaal handelde in harddrugs. De officier van justitie eiste tegen deze man een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 voorwaardelijk en ook moet hij ongeveer €45.000 terugbetalen als zijnde wederrechtelijk verkregen voordeel.

Het aandeel van cliënt was beperkt (hij mocht bestellingen wegbrengen) maar had een voldoende rol hem te kunnen veroordelen. Echter gelet op zijn leeftijd en zijn gedrag werd geadviseerd het zogeheten adolescenten strafrecht toe te passen. Dat gebeurde ook en dan kun je goed zien wat voor een verschil het maakt als je als volledig volwassen bent en je ook zo gedraagt. Je wordt dan ook volledig verantwoordelijk gehouden.

Voor seksueel misbruik pleegdochter 4 jaar gevangenisstraf geëist

Dat was gisteren de eis van de officier van justitie voor seksueel misbruik in de periode van augustus 2007 tot en met augustus 2015. Cliënt wordt ervan verdacht verschillende zedenfeiten te hebben gepleegd jegens zijn toentertijd inwonende pleegdochter.

De officier van justitie is van mening dat het seksueel misbruik wettig en overtuigend bewezen kan worden. Dit ondanks dat cliënt vanaf het begin heeft aangegeven de gestelde feiten niet te hebben gepleegd. Ook zou hij een schadevergoeding moeten betalen.

Door de verdediging is uitgebreid ingegaan op de betrouwbaarheid van de verschillende verklaringen, onder meer werd gewezen op opvallende verschillen in tegen hem afgelegde verklaringen en ook op dat de verklaringen niet altijd even consistent zijn.

Er is naar het oordeel van de verdediging niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan wat door de officier van justitie aan cliënt wordt verweten en er werd dan ook een integrale vrijspaak bepleit.

De rechtbank doet op 22 juni a.s. uitspraak.

Vrijspraken in mensenhandelzaak Assen

Vandaag oordeelde de rechtbank in Assen in een strafzaak zoals die op 23 januari jl. werd behandeld (zie ook mijn eerdere bericht op deze site).

De rechtbank sprak clïent vrij in twee van de drie aan hem telastegelegde gevallen van sexuele uitbuiting en het opzettelijk daaruit voordeel trekken. Volgens de rechtbank zijn die gevallen niet wettig en overtuigend bewezen, staat niet vast dat aangeefsters niet in vrijheid hun wil hebben kunnen bepalen. En dat zij wellicht meer achteraf spijt hadden van eerder weloverwogen gemaakte keuzes.

In één geval oordeelde de rechtbank anders en legde de rechtbank – ook voor het aanwezig hebben van harddrugs- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op gelijk aan de duur van de tijd dat cliënt in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, onder opheffing van het bevel voorlopige hechtenis. Cliënt hoeft dus niet terug naar de gevangenis. Wel werd ook nog een voorwaardelijke gevangisstraf door de rechtbank opgelegd.

Ook werd bepaald dat hij in dit ene geval aangeefster €7500 aan immateriële schadevergoeding moet betalen en dat hij aan de Staat €1500 moet betalen terzake van het door de rechtbank vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel.

Snelrecht in Groningen

In het kader van een snelrechtprocedure kwam gisteren een man uit Leeuwarden bij de politierechter in de rechtbank te Groningen voor.

Hem werd verweten bij het station te Leeuwarden een fiets te hebben gestolen, iets wat werd geconstateerd door een observerende poltieambtenaar. Deze maakte daar beelden van en hield hem vervolgens aan. Vanwege het feit dat het niet de eerste keer was dat de man met politie en justitie in aanraking kwam werd hij in afwachting van de behandeling van zijn strafzaak in voorlopige hechtenis genomen door de Rechter-commissaris.

De politierechter veroordeelde de man en gaf hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest zodat hij gisteren ook weer werd vrijgelaten omdat hij inmiddels zijn straf er al op had zitten. Ook werd nog een korte voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.

In zedenzaak twee jaar gevangenisstraf geëist

Gisteren diende bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel van februari 2020.

Cliënt was wegens ontucht veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren voor handelingen die plaatsvonden in de periode 2014-2016.

Omdat cliënt vanaf dag één de beschuldigingen met klem ontkent ging hij tegen het vonnis van de rechtbank in hoger beroep.

Ondanks het lange tijdsverloop van bijna 3 jaar tussen het vonnis en de behandeling in hoger beroep eiste de Advocaat generaal 24 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Door de verdediging werd vrijspraak bepleit, onder vernietiging van het vonnis van de rechtbank. De verdediging is van mening dat er in deze zaak niet aan het wettelijk bewijsminum wordt voldaan, dat alle verklaringen slechts een afgeleide zijn van wat aangeefster stelt maar dat er geen objectief bewijs voorhanden is voor de feiten als zodanig en de omstandigheden waaronder deze zouden hebben plaatsgevonden.

Op 13 december volgt de uitspraak van het Gerechtshof.